Nieren hebben een aantal belangrijke functies, waaronder het regelen van de water- en zouthuishouding. Dit beïnvloedt ook de bloeddruk. Daarnaast zorgen de nieren voor het uitscheiden van afvalstoffen via de urine. Urine kan extra veel afvalstoffen bevatten. Nierstenen ontstaan wanneer afvalstoffen in de nier gaan samenklonteren en kristallen gaan vormen. Deze kristallen worden vaak uitgeplast, maar als ze in de nier achterblijven noemen we ze nierstenen. Zitten deze kristallen in de urineleider, dan spreken we van een urineleidersteen of uretersteen.
Je hebt een grotere kans op nier- of ureterstenen als:
Je kunt zelf veel doen om nierstenen te voorkomen. Het belangrijkste is dat je veel drinkt, ongeveer 2 liter water per 24 uur. Sommige dranken kunnen het risico op nierstenen vergroten. Dit geldt vooral voor suikerhoudende frisdranken. Bepaalde eetgewoonten verhogen de kans op nierstenen. Dit geldt vooral voor het gebruik van te veel vlees en te veel zout.
Nierstenen kunnen heftige pijn in je zij geven. We noemen dit koliekpijn. Zolang de stenen in je nier blijven, is de pijn vaak minder heftig. Wel kan je last hebben van vage rugklachten. Soms worden nierstenen ontdekt omdat er sprake is van een steeds terugkerende blaasontsteking of zelfs een nierbekkenontsteking.
Wanneer een niersteen zich verplaatst komt deze soms terecht in de urineleider. De urineleider noemen we ook wel ureter. Dit is een dun buisje. De wand van het buisje bestaat uit spiertjes die de urine naar de blaas helpen te bewegen. Van de ruime nierbekken komt de steen in de nauwe urineleider terecht. De spiertjes proberen het steentje naar beneden te persen richting de blaas en dat kan heftige pijn geven. Als de spiertjes uitgeput raken zakt de pijn weer af. Daarom is het een pijn die in aanvallen komt. Hierdoor is er meestal sprake van zogenaamde ‘bewegingsdrang’. Als je last hebt van een aanval is er geen enkele houding die comfortabel is. Je bent daarom continu in beweging om de pijn te kunnen verdragen. Wanneer de steen de urineleider gedeeltelijk of volledig afsluit, kan er te weinig tot geen urine van de nier naar de blaas en wordt de druk in de nier hoger. Er ontstaat dan een pijnlijke flank. Soms veroorzaakt dit ook misselijkheid, braken en koorts. Bij sommige mensen geven stenen juist helemaal geen klachten.
We kunnen nier- of ureterstenen vaststellen met bloedonderzoek, urineonderzoek, radiologisch onderzoek (echo en/of röntgenfoto en/of CT-scan) en steenonderzoek. Steenonderzoek is niet altijd nodig bij de eerste steenaanval, dit bekijken we per persoon.
Niet alle urinewegstenen hoeven we te behandelen. De meeste kleine stenen (tot 5 millimeter) plas je gewoon uit. Je krijgt dan pijnstillers voorgeschreven om de pijn te verzachten. Bepaalde medicijnen ontspannen de urineleider zodat de steen makkelijker kan passeren.
Soms is er wel een behandeling nodig. Je arts bespreekt met je welke behandeling voor jou het meest geschikt is. Er zijn verschillende behandelingen mogelijk.
Kwaliteit en veiligheid van zorg spelen een grote rol in de keuze van jouw behandeling. Om jou uitstekende zorg en aandacht te bieden, werken wij met de beste medisch specialisten en een vast zorgteam continu aan mogelijke verbeteringen om de kwaliteit en veiligheid te optimaliseren.
